Vier varkentjes
Er waren eens vier
varkentjes,
drie hele mooie dikke
en eentje dat zo mager was
dat je d'r van zou schrikken.
Die dikke aten - knorknorknor -
hun buiken steeds maar ronder
en riepen: ‘Kijk hoe dik ik wor!
Eten is toch gezonder!’
Maar 't magere varkentje zei:
‘Da's helemaal niks voor mij.
'k Ben bang dat ik mij overeet.
Ik blijf maar liever op dieet.’
Toen zeiden die drie varkentjes:
‘Jij doet je veel te fijn voor,
jij voelt je veel te trots om echt
een varkentje te zijn, hoor!
Wanneer je bijna nooit iets eet,
dan ben je niet in orde.
En je verhongert voor je 't weet
als je niet dik wilt worden.’
Maar 't magere varkentje zei:
‘Da's helemaal niks voor mij.
Mag ik nog steeds bedanken?
Ik hou me aan het slanke.
Toen kwam er op een kwaje dag
een hele grote slager,
die zei: ‘Die drie zijn lekker vet,
maar die is veel te mager!
Dacht zo'n scharminkeltje nou heus
dat ik hem uit zou pikken?
Een slager heeft een betere keus:
ik pik alleen die dikke.’
En 't magere varkentje zei:
‘'t Is treurig maar ik ben blij
dat 'k mager ben gebleven,
dan blijf je langer leven!’
|
Vijf kleine, dikke varkentjes
Vijf kleine, dikke varkentjes,
die hadden toch zo'n pret,
ze speelden samen in de wei
en wilden niet naar bed.
Maar moeder zei: "Nou geen gezeur,
het is al vreselijk laat,
want kijk maar eens
hoe hoog de maan
al aan de hemel staat."
Toen zijn die dikke varkentjes
maar vlug naar bed gegaan.
Pas toen het zonnetje weer scheen,
zijn zij weer op gestaan.
|
Er waren drie vrouwtjes uit Haddemerveen
Katoenka, Baboenka en Hinkelebeen.
Katoenka zei tegen Baboenka:
Juffrouw, mijn varken loopt harder dan
't varken van jou.
't Is nietes, 't is welles, 't is nietes, '
t is wel!
Toen kwam er een ruzie!
Toen kwam er een rel!
En Hinkelebeen zei enkel alleen:
Zo hard als mijn varkentje
loopt er geen een.
Maar laten we 't even proberen gaan.
Kom, we lopen eenvoudig de wereld om.
Daar stonden drie vrouwtjes
uit Haddemerveen,
Katoenka, Baboenka en Hinkelebeen,
ze hielden hun varkentjes vast
aan een touw,
ze gaven hun varkentjes ieder een douw,
de varkentjes liepen zo hard als ze konden.
Ze waren in veertig minuten in Londen,
ze kwamen gelijk in Amerika an,
ze waren nog voor middernacht in Japan,
en Hinkelebeen zei enkel: Kijk, kijk,
die varkentjes zijn nog precies gelijk.
Ze holden, de vrouwtjes uit Haddemerveen,
Katoenka, Baboenka en Hinkelebeen.
Hun varkentjes waren precies even vlug.
Ze kwamen precies gelijk weer terug.
Maar tien meter ver van hun huis
lag een steen
en daarover struikelde Hinkelebeen.
Toen liet ze haar varkentje los:
Knor, knor .....
Het sprong met een vaart in het raam
door de hor.
De andere twee kwamen eventjes later
en dit staat dus wel
als een paal boven water:
Ze zijn nu precies weer,
als waar ze begonnen.
Maar 't varken van Hinkelebeen
heeft gewonnen
|